Europa krijgt definitief een eigen nieuwe draagraket. ESA heeft een miljardencontract uitgeloofd aan Airbus om de Ariane 6 te bouwen, de opvolger van de Ariane 5, het werkpaard van de Europese ruimtevaart. De raket moet Europa ‘competitiever maken’ tegenover de groeiende concurrentie.
Er worden eigenlijk 2 nieuwe raketten gebouwd: De Vega-C en de Ariane 6. Die eerste is een opvolger van de kleine Vega-raket, een voertuig dat inmiddels 5 succesvolle lanceringen heeft uitgevoerd – meest recent die van Europa’s eigen ruimteveer, de IVX
Paradepaardje
De Ariane-raketten zijn de belangrijkste raketten uit het Europese ruimtevaartprogramma. Momenteel gebruikt ESA vooral de Ariane 5-raket om belangrijke satellieten te lanceren, zoals die uit het Copernicus-programma. De huidige Ariane 5 heeft er 66 succesvolle lanceringen op zitten, maar de gehele Ariane-reeks gaat al terug tot in de jaren 80 en is al meer dan 4 keer zo vaak gelanceerd.
Toch is het af en toe hoog tijd een nieuwe raket te bouwen, en die tijd is inmiddels wel aangebroken. ESA heeft daarom een contract uitgeloofd van 2,4 miljard euro aan het Duits-Franse Airbus Safran.
Belangrijke motor
Het sleutel van het hele contract is de ontwikkeling van de P-120, de eerste trap van de Vega-C-raket. Die trap wordt ingebouwd in de Vega’s, maar kan ook los worden geleverd en aan de buitenkant van de Ariane 6 worden vastgemaakt als stuwmotor.
Varianten
De Ariane 6 komt straks in 2 varianten beschikbaar. De Ariane 6-2 heeft 2 motoren en wordt vooral ingezet voor overheids-lanceringen, terwijl de Ariane 6-4 met 4 motoren vooral voor commerciële lanceringen wordt ingezet.
Kosten
Het ontwerpen van de nieuwe raket is niet goedkoop. De ontwikkeling van het lanceervoertuig gaat naar schatting zo’n 3 miljard euro kosten.
Uiteindelijk zijn die kosten nog best laag, omdat de P-120-trap universeel inzetbaar is voor beide raketten.
Motor-ontwikkeling
Het ontwikkelen van de motoren is het belangrijkst. ESA geeft een extra subsidie van zo’n 400 miljoen euro aan ELV SpA, een Italiaanse samenwerking tussen het commerciële AVIO en het Italiaanse ruimteagentschap. Dat bedrijf is op dit moment al de hoofdaannemer van de Vega-raket, en zal de ontwikkeling van de Vega-C inclusief de P120-motor op zich nemen.
Een significant hoger bedrag van 2,4 miljard euro gaat echter naar Airbus Safran, dat zelf ook nog eens 400 miljoen euro investeert om zijn fabrieken en mankracht te vergroten voor de ontwikkeling van de raket.
Jarenlang proces
De beslissing is niet van de ene op de andere dag genomen. Europa praat al sinds 2010 over het ontwerp van een nieuwe raket, maar daarbij steggelden de betrokken landen altijd over wat dat precies moest worden. Binnen ESA hebben vooral grote deelnemers Duitsland en Frankrijk het meest te zeggen, maar de wensen van die landen stonden lijnrecht tegenover elkaar.
Frankrijk wilde vooral een nieuwe raket laten bouwen, een grotere draagraket die fundamenteel anders was dan de Ariane 5. Duitsland pleitte daarentegen voor een aanpassing van de bestaande Ariane 5, en wilde die breder inzetbaar maken door het tot Ariane 5ME om te dopen.
Concurrentie
De laatste jaren is de ontwikkeling van een volledig nieuwe raket in een stroomversnelling gekomen. Dat komt met name door ontwikkelingen in de industrie, waarvan SpaceX de belangrijkste veroorzaker is.
SpaceX maakt lanceringen significant goedkoper. Het bedrijf kan voor zo’n 50 miljoen een lading naar LEO brengen, terwijl dezelfde vracht bij concurrenten tot wel 200 miljoen kan kosten.
Herbruikbare raket
SpaceX werkt daarnaast hard aan een herbruikbare raket. Als het bedrijf een eerste trap van een lanceervoertuig opnieuw kan inzetten, kunnen de kosten voor een lancering met nog tientallen miljoenen omlaag.
Inmiddels krijgen ook andere bedrijven langzaam in de gaten dat de prijzen van lanceringen straks zo laag worden dat zij ook moeten innoveren. United Launch Alliance kondigde daarom al deVulcan aan, ook een herbruikbare raket.
Europa kan daarin niet achterblijven. Als ESA wil meedraaien met de concurrentie, moet nu worden begonnen aan de bouw van een raket die in de toekomst ook nog mee kan.
Nederlandse bijdrage
Ook Nederland mag waarschijnlijk een steentje bijdragen aan de ontwikkeling van de raket. ESA gebruikt een ‘geografische winstverdeling’. Dat betekent dat een land een aantal opdrachten binnenkrijgt dat proportioneel is aan de contributie die het aan een programma bijdraagt.
Het Franse ruimteagentschap CNES betaalt bijvoorbeeld 52% van de kosten van de Ariane 6. Dat betekent dat 52% van de raket door Franse bedrijven mag worden gemaakt – een lucratieve business, want dat levert werkgelegenheid en belastinginkomsten op.
Nederland doet maar voor een heel klein gedeelte mee met het Ariane-programma, dat een optionele bijdrage is buiten de standaard-contributie aan ESA. Bij de Vega-raket mocht onder andere het Delfste Dutch Space (inmiddels Fokker Aerospace) de raket voor de tweede trap maken. Het is nog niet bekend of het bedrijf ook een bijdrage mag leveren aan de Vega-motoren of de Ariane-raket.
Tags : achtergrond, Airbus, Ariane, Ariane 5, Ariane 5ME, Ariane 6, Europa, ruimtevaart